HOOFDSTUK V

HOE IS VERZOENING MOGELIJK?

Ondanks velerlei ontmoediging, zijn velen onzer gekomen tot de overtuiging, dat wij voor een nieuw tijdperk staan in onze betrekkingen tot de Moslims. Wij gelooven, dat het uur is gekomen, dat wij met zelfopofferende liefde en tactvolle sympathie, vrijmoedig mogen voortvaren om hen te winnen als onderdanen van Christus. Het tijdperk van geredetwist, van geloofsverdediging, van weerstand bieden tegen bittere aanvallen der Moslims, was het tijdperk van den ploeger. De harde bodem is nu gescheurd; eens onverbreekbaar-geachte rotsen zijn afgebrokkeld. Tal van oude tegenwerpingen tegen den Bijbel zijn niet meer gangbaar. Juist de verbreiding der Schriften is hare rechtvaardiging geworden. Na eeuwen van zaaien en eeuwen van getuigenis der Oostersche Kerken door een langgerekt martelaarschap, na het werken der Zending door prediking, scholen en hospitalen, gelooven wij, dat nu eindelijk het uur van den oogst heeft gelagen.

Maar indien wij onze Mohammedaansche broeders voor Christus willen winnen, op welke wijze, volgens welke methode zullen wij dat dan doen? Onze opdracht is duidelijk en niet voor tweeërlei uitlegging vatbaar. De aartsbisschop Leighton heeft gezegd: „Als onze religie


29

niet zuiver is, moeten wij haar veranderen; als zij echt is, moeten wij haar verbreiden”. Dit is ’t, wat menige

bladzijde van het Evangelie stilzwijgend inhoudt. Het is de plicht der Christelijke liefde om het leven, dat wij hebben ontvangen, aan anderen mee te deelen.

Ook de Mohammedaan heeft zijn overtuiging en zijn grooten hartstocht. De Islam is altijd agressief geweest. Wij bewonderen den Moslim om de stoutheid van zijn geloof. Maar is het onze even kloekmoedig? God is vóor ons. Jezus Christus is gekruisigd en opgestaan. De Geest van het Pinksterfeest is uitgestort. Alle dingen zijn nu gereed. Waarop wachten wij dan nog? Is er een tekort aan Gods zijde, in Christus, in den Heiligen Geest? Of is er een tekort bij ons?

Als wij onze Moslimsche vrienden willen winnen, welk plan zullen wij dan volgen? Twee methodes staan duidelijk tegenover elkaar: de polemische en de irenische; de methode van het argument, het debat, de tegenstelling en de vergelijking eenerzijds, en anderzijds de methode der liefdevolle toenadering langs lijnen van kalmen weerstand.

Maar sommigen gaan zoo ver, dat zij ons aanmanen, uit onze boodschap alles weg te laten, wat den Mohammedaanschen geest zou kunnen kwetsen; alle critiek op den Islam te vermijden en al die Christelijke leerstellingen op den achtergrond te houden, die tot tegenstand zouden uitlokken. De Moslims zelf zijn op dit punt verdeeld. Sommigen spreken openlijk uit, dat Islam en Christendom gemakkelijk met elkaar kunnen


30

verzoend worden; anderen zijn zich volkomen bewust van de diepe kloof, die er tusschen de twee wereldbeschouwingen gaapt. Helali Bey van Alexandrië, een afgetreden Egyptisch ambtenaar, die eenigen naam heeft gemaakt als schrijver en dichter, publiceerde eenige jaren geleden een kaart, welke den nieuwen geest van den Islam volgens zijn inzichten weerspiegelde. Juist als bij de jongste uitbarsting van nationalisme, zien wij daarop overal een nieuwe Egyptische vlag met de Halve Maan, die het Kruis in zich sluit. Zoo bepleit Helali Bey de volkomen vereeniging van Islam en Christendom. Zijn vernuftig ontworpen kaart toont de beeltenis van een scheik en een predikant, de handen in elkaar leggend als broeders. Hij beweert en bewijst met cabbalistische diagrammen, dat zelfs de numerieke waarde van Islam en Christendom gelijk is, en zegt dan: „Het doel der religie is, eenheid en eenstemmigheid te brengen tusschen de verschillende deelen eener natie, hen te maken tot één volkomen en ondeelbare gemeenschap; in wezen is de religie levenshouding”. Hij ziet echter niet in, dat iemands levenshouding afhangt ván en bepaald wordt dóor zijn geloof.

Laat ons de andere zijde hooren. In een der laatste nummers van het Mohammedaansche blad Review of Religions komt een hoofdartikel voor over „ Christendom tegenover Islam”, dat een ander geluid laat hooren : „De idealen van het Christendom en die van den Islam schijnen uiterlijk dezelfde. Ik spreek van de idealen der twee geloofsovertuigingen in


31

onderscheiding van de idealen der Christenheid en der Moslims. Die twee groepen van idealen verschillen zeer veel van elkaar, ondanks de verwantschap der namen. Het ideaal van het Christelijk geloof heeft niet méér overeenkomst met het ideaal van het hedendaagsche Christendom dan het ideaal van den Islam met dat van de hedendaagsche wereld der Moslims.” De schrijver, een welopgevoede Indiaansche Moslim, gaat dan voort met te zeggen, dat er geen overeenstemming mogelijk is ,want de Mohammedaansche idee der Godheid is reëel en redelijk, terwijl de Godheid naar Christelijk besef een ondoorgrondelijk ideaal van den menschelijken geest is, een dwaasheid, een dood kapitaal, dat alle geestelijke werkzaamheid belemmert. Het verlossingsplan naar Christelijk begrip, zegt hij, „doet afbreuk aan de volmaakte wijsheid en kracht Gods; geen verstandig man kan het oprecht aannemen ... Dat verlossingsplan vindt zijn vervulling in het geloof in Jezus. De menschheid is uit haar oorspronkelijke gelukzaligheid gevallen door de zonde van haar eerste voorouders. Zij kon alleen gered worden door het plaatsvervangend offer van een verlosser. Om hen geschikt te maken voor zulk een verlossing, heeft God uit de natiën der wereld één klein volk verkoren en dat dienstbaar gemaakt aan de trapsgewijze ontvouwing van Zijn heilsplan. Terwijl het overige deel van het menschelijk geslacht verwaarloosd en onverzorgd werd gelaten, werd aan het uitverkoren volk de Wet gegeven als eerste daad van Goddelijke gunst en als een symbool van de


32

groote genade, die volgen zou. Zij verscheen in de komst van den zondeloozen Verlosser, „den eeniggeboren Zoon van God”, die, om te voldoen aan de eischen der Goddelijke gerechtigheid, Zijn eigen zondeloos leven offerde als een plaatsvervangende verzoening voor de zonde der menschheid. Het geloof in Hem geeft derhalve den geloovige aanspraak op de gift der verzoening.”

Na deze „vrije vertolking” van de kern der Christelijke leer, vervolgt de schrijver: Het plan naar het begrip van den Islam is daarentegen redelijk en natuurlijk. De mensch is onschuldig geboren onder den Islam, dat is de natuur, waarin Allah den mensch geschapen heeft” (Koran). Door den invloed zijner omgeving en door zich te vergrijpen aan zijn eigen natuur valt hij. Redding kan hij alleen bekomen door ware kennis en goede daden. Bijzondere gunsten zijn er niet. Er is geen „uitverkoren volk”. God heeft leeraren en profeten tot alle volken gezonden, die de verschillende volken hebben onderwezen in de waarheid aangaande het doel van het menschelijk leven en omtrent de wijze, waarop die te verkrijgen is; of met andere woorden: de waarheid betreffende de eigenschappen en de wegen Gods en het gedrag der menschen. Redding is te verwerven door persoonlijke inspanning. Niemand zal den last van een ander torsen. Er is niets geheimzinnigs in deze zaak. Als de mensch, door duurzaam goed te handelen, zich de goedheid realiseert, welke zijn doel ie dan heeft hij reeds zijne verlossing bewerkt.”


33

Dit is het evangelie van den Moslim. Het staat lijnrecht tegenover ons Evangelie.

Daarom zijn er ten aanzien van de onderlinge verhouding tusschen Mohammedanen en Christenen slechts twee mogelijkheden: òf verzoening tot elken prijs òf een onvermoeid herhalen van onze Boodschap en, wát het ook kosten moge, een nauwkeurig onderzoek der Waarheid. Een botsing van denkbeelden is het onvermijdelijk gevolg geweest, wanneer en waar ook de Islam in aanraking kwam met het Christendom. De eerste bekeering van den Islam tot Christus had plaats even vóór den dood van Mohammed (632 na Chr.) Een van Mohammeds eigen volgelingen verliet Arabië en ging naar Abessynië, en daar werden de oogen van den Arabier – Obeid-allah bin Jahsh – geopend door de aanraking met een levend, ofschoon bijgeloovig Christendom, zoodat hij schreef aan Mohammed, (gelijk de Arabieren zelf verhalen): „Ik zie nu klaar, en u schemert het nog voor de oogen.” Het was hetzelfde koene woord, dat de blinde uit het Nieuwe Testament tot de twijfelende Farizeën sprak. Er is geen verzoening, tenzij dan door het Kruis. Dit moet de grondslag zijn.

Wanneer wijzelf het mysterie van het Kruis verstaan en onze Moslimsche broeders het eveneens verstaan, dan wordt de liefde Gods in onze harten en in de hunne uitgestort door den Heiligen Geest. Zonder de leer van het Kruis ontaardt liefde in gevoeligheid; in die leer hooren wij echter den oproep tot een leven van zelfopoffering en van worstelen in gebed.


INHOUD