Boechari Boek 92

Volume 9, Boek 92, Nummer 388:

Verteld door Aboe Hoeraira:

Toen Allah’s boodschapper stierf en Aboe Bakr als kalief na hem werd gekozen, en enkele Arabieren terugkeerden tot ongeloof, zei 'Oemar tegen Aboe Bakr: “Hoe durft ú de mensen te bestrijden terwijl Allah’s boodschapper zei, “Mij werd bevolen om de mensen te bestrijden totdat zij erkennen dat niemand aanbeden mag worden behalve Allah” En eenieder die zegt: “Niemand mag aanbeden worden dan Allah” redt zijn bezittingen en zijn leven van mij, behalve wanneer hij een rechtvaardige bestraffing verdient die Allah zal uitvoeren!” “Aboe Bakr zei: “In Allah’s naam zal ik diegene bestrijden die verschil maakt tussen zakaat en salaat (gebeden), want Zakaat is het verplichte recht om van de rijken te nemen. In Allah’s naam, slechts als zij mij een stukje touw zouden weigeren die zij aan Allah’s boodschapper plachten te van geven, zal ik hen bestrijden omdat zij weigeren het aan mij te geven.” Toen zei Oemar: “In Allah’s naam, het was niet belangrijk, totdat ik zag dat Allah het hart van Aboe Bakr voor de strijd had geopend, en toen wist ik zeker dat het besluit om te vechten op waarheid berustte”


Volume 9, Boek 92, Nummer 447:

Verteld dor Aboe Hoeraira:

Terwijl we in de moskee waren, kwam Allah’s Apostel naar buiten en zeiden: “Laten we voortgaan naar de joden.” Dus we gingen naar buiten totdat we kwamen tot Bait-al-Midras. De Profeet stond daar op en riep hen, zeggend: “O vergadering van joden! Geef u over aan Allah en u zult veilig zijn!” Zij zeiden: “U deelde Allah’s boodschap mee, O Aba-al-Qasim” Allah’s Apostel zei toen tegen hen: “Dat is wat ik wil; neem de islam aan en u zult veilig zijn.” Zij zeiden: “U deelde de boodschap mee, O Aba-al-Qasim.” Allah’s Apostel zei toen tegen hen: “Dat is wat ik wil,”en herhaalde zijn woorden voor de derde keer en voegde eraan toe: “Weet dat de aarde is voor Allah en ik zal u uit dit land verbannen, dus degene onder u die bezit heeft moet het verkopen, anders, weet dat het land voor Allah en Zijn Apostel is.”

Volume 9, Boek 92, Nummer 453:

Verteld door Mohammed bin Al-Moenkadir:

Ik zag Djabir bin ‘Abdoellah zwerend bij Allah dat Ibn Saijad de Daddjal was. Ik zei tot Djabir: “Hoe kunt u zweren bij Allah?” Djabir zei: “Ik hoorde ‘Oemar bij Allah over deze zaak in de aanwezigheid van de Profeet zweren en de Profeet keurde het niet af.”


 


Boechari index