Dieven, geef Mohammed een hand!

Het tragische geluid van één hand klappen in de islam

James M. Arlandson

Sinds 11 september zijn we voorzichtig om niet te kritisch te zijn over de islam omdat we de religie niet willen beledigen, de slechte moslims met de goeden over één kam scherend.

Echter, nu onze emoties zijn gekalmeerd na 11 september, moeten we de islam kritisch en op vastberaden wijze analyseren, omdat veel moslims op hun websites argumenteren dat de islam de religie van de vrede is en dat het het christendom heeft vervolmaakt (soera 5:3). Kritisch de islam analyseren en zijn bewering op het vervolmaken van het christendom is niet hetzelfde als het veroordelen van de islam.

Kritische analyse is het doel van dit artikel.

We hebben allen gehoord van de geruchten dat sommige moslims, wellicht in de obscure hoeken van de islamitische wereld, extreme straffen uitoefenen, zoals het afhakken van de handen van dieven. Is dit een gerucht of een feit? Waar komt deze wrede praktijk vandaan, oorspronkelijk?

Helaas om te zeggen, het beleid van het afhakken van handen van dieven komt direct uit de koran zelf, in soera 5:38. Zoals we zullen zien, sloot Mohammed een zevende eeuwse Arabische heidense gewoonte in zijn koran, bewerend dat God aan hem openbaarde dat de islam, de volmaakte religie voor de hele mensheid, deze wreedheid moest behouden.

Om te laten zien hoe “goddelijk bekrachtigde” verminking in de koran wordt voorgeschreven, wordt een specifieke methode van exegese gevolgd. Allereerst worden verscheidene vertalingen van soera 5:38 geciteerd om de basis voor verdere analyse te geven en om verwarring over de bewoording te voorkomen dat op het wereldwijde web circuleert. Ten tweede, de historische en letterlijke contexten worden uitgelegd zodat de mees accurate interpretatie kan worden verkregen. Deze stap beoogt ook om de reflexieve, standaard “uit de context”verdediging van moslimapologeten te voorkomen. Ten derde kijken we hoe de vroegste moslims het vers in de hadieth interpreteerden, die licht schijnen op Mohammeds praktijk. Ten vierde spreken invloedrijke moderne moslimvertalers en commentatoren voor hun eigen heilige boek, waarna we hun gezichtspunten zullen bekritiseren. Ten vijfde kunnen we inzichten verkrijgen in de vroege islam door de koran met de bijbel te vergelijken. Tenslotte passen we onze bevindingen toe op de wereld van vandaag.

Wat betreft de vijfde stap in onze methode, hier kan gezegd worden dat voor bijbelonderrichte christenen, deze barbaarsheid geheel onaanvaardbaar is, in het bijzonder wanneer het zeshonderd jaar na Jezus Christus komt die ons de betere weg toonde en de liefde van God liet zien.

Vertalingen van soera 5:38

5:38 En de dief en de dievegge: houwt hun handen af als een vergelding vanwege (de misdaad) die zij begingen, als een bestraffing van Allah. En Allah is Almachtig, Alwijs. 39. En wie na zijn onrecht berouw toont en zich betert: Allah aanvaardt het berouw van hem. Voorwaar, Allah is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig. (Siregar)

Het standaard werkwoord “houwen” ( q-T- c) wordt gebruikt en het lijdend voorwerp van het snijden is “hun handen.” Voor deze misdaad straft vroege islam zowel mannelijke als vrouwelijke dieven. Vers 39 is bijgesloten omdat het lijkt dat Mohammed een weg van berouw aanbiedt voordat de straf wordt gevorderd. Maar traditioneel islam zegt het tegenovergestelde. De bloederige straf wordt uitgevoerd, dat de dief helpt om zijn of haar hart te reinigen, en daarna is hij of zij in een betere staat om berouw te tonen ( zie “Vroege interpretaties” hieronder).

Sommige moslimapologeten, in het bijzonder op het wereldwijde web, proberen zich in bochten te wringen om de heldere en harde betekenis van soera 5:38 met dubieuze vertalingen te verzachten. Om deze verwarring en uitvlucht te beantwoorden, verankert de volgende lijst van moslimvertalingen de sleutelwoorden en voorkomen eindeloze meningsverschillen.

5:38 En de dief en de dievegge houwt hun handen af [tot vergelding] van wat zij verdiend hebben als een voorbeeld van kastijding van God. God is geweldig en wijs. 39 Maar wie tot inkeer komt na zijn onrecht en zich betert tot die wendt God zich weer. God is waarlijk vergevend en barmhartig. (Kramers)

5:38 En de dief en de dievegge: houwt hun handen af als een vergelding vanwege (de misdaad) die zij begingen, als een bestraffing van Allah. En Allah is Almachtig, Alwijs. 39. En wie na zijn onrecht berouw toont en zich betert: Allah aanvaardt het berouw van hem. Voorwaar, Allah is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig. (Siregar)

5:38 En de dief en de dievegge, houwt hun hand af ter vergelding voor wat zij begaan hebben, als een afschrikkend voorbeeld van God. God is machtig en wijs. 39. Toont echter iemand na zijn misdrijf berouw en betert hij zich, dan zal God zich genadig tot hem wenden. God is vergevend en barmhartig. (Leemhuis)

Dus, de grote meerderheid van moslims, tot hun krediet, vertaalt het vers rechttoe rechtaan. Twee moslims die het niet doen, Oraaj Ahmed Ali en Rashad Khalifa, worden hieronder geanalyseerd.

Met deze basisfeiten in gedachten, gaan we nu de historische en letterlijke contexten bekijken.

Historische en letterlijke context van soera 5:38

Te oordelen van de inhoud van soera 5, zijn de meeste geleerden het erover eens dat zijn historische context plaats vond na het Verdrag van Hoedaibia in 628 na Christus en zelfs zo laat als Mohammeds vaarwel pelgrimage naar Mekka in 632 na Christus, het jaar dat Mohammed sterft aan koorts. (Sommigen beschouwen soera 5:3, dat stelt dat Mohammed uiteindelijk religie had volmaakt, als het laatste vers in de hele koran.) De details van deze vier jaren zijn te irrelevant voor dit artikel omdat alles dat we moeten weten het volgende is:

Nu islam een niet-kwetsbare macht was geworden… werd het de Arabieren zeer duidelijk dat geen macht de islamitische beweging kon onderdrukken. Nu was islam niet slechts een belijdenis dat over de gedachten en harten van de mensen regeerde, maar was ook een staat geworden dat ieder aspect van het leven van de mensen die binnen zijn grenzen leefden domineerde. (S. Abdul A’la Maududi, De Betekenis van de koran, vol. 1, p. 141)

Op dit moment in de geschiedenis van de islam, afhankelijk van de exacte datum van soera 5 tussen 628 en 632 na Christus, ging Mohammed of hij was van plant om zijn vijanden te onderwerpen, zoals de joden en de Mekkanen. Dus moest hij zijn gemeenschap meer regels voorschrijven, waar het ook in het Arabische schiereiland gevonden kan worden, om zijn gemeenschap te besturen. Ibn Kathir, een hoog gerespecteerde Middeleeuwscommentator( Tafsir Ibn Kathir, ed. Shafi Mubarakpuri, vol. 3, p. 172, Riyadh and New York: Darussalam), wijst erop dat het afsnijden van handen van dieven uitgevoerd werd in heidens Arabië voordat Mohammed het land veroverde, en dat islam deze straf onder Allah’s leiding behield – maar alleen toen islam militair sterk was. Deze openbaring met de heidense gewoonte en de bijbel (zie hieronder) vergelijkend doet de vraag rijzen of de ware God Gabriël zou sturen met een dergelijke gruwelijke wet.

Hoe dan ook, Maududi’s citaat, hierboven, beschrijft accuraat vroege islam. Hoe meer macht het accumuleert, hoe meer controle het uitoefent over “ieder aspect” van de levens van mensen. Zoals we zojuist in 5:38 lazen, één van de wetten die Allah en Mohammed voorschrijven, hoewel overgenomen van heidens Arabië, gebiedt de afhouwing van handen van mannelijke en vrouwelijke dieven voor bepaalde diefstallen; het wordt nu een tijdloze wet die Allah’s wil en zegen voor de hele mensheid reflecteert; dus het doel van de islam is om zijn eigen versie van heiligheid de maatschappij op te leggen.

Op vier manieren toont de letterlijke context een verwarde, selectief gebruik van de Thora aan, dat strengheid en hardheid voortbrengt. Allereerst impliceert Mohammed dat hij beter is dan Mozes, dus zijn religie vervult het jodendom (en het christendom) verzen 15-19). Ten tweede lijkt Mohammed uit te weiden over zijn vervanging van Mozes in zijn verhaal over de vroege Hebreeën in de woestijn net voordat zij Kanaän veroveren (verzen 20-26). Mozes en “twee mannen” (aangenomen Jozua en Kaleb) waren zonder vrees, maar het volk was bang, dus vervloekte Allah hen. Op dezelfde manier is Mohammed zonder vrees in zijn veldslagen en leiderschap, en zijn moslims moeten hem niet ongehoorzamen.

Ten derde verwart hij het verhaal van Kaïn en Abel, zeggend dat God in die tijd de doodstraf institueerde. Maar Genesis 4 zegt expliciet dat Kaïn gespaard werd van de doodstraf en dat hij moest ronddwalen als een vluchteling, onaangeraakt. (De doodstraf werd eigenlijk geïnstitueerd tijdens de Zondvloed in Genesis 9:6) (verzen 27-34). In dezelfde verzen, vliegt hij, als het ware, over de oudtestamentische geschiedenis en zegt dat zelfs nadat alle profeten gekomen en gegaan waren, het volk nog “excessen” (vers 32) pleegden; dus is hij gerechtigd om ieder exces in zijn gemeenschap ook te beknotten, dus gebiedt hij het afsnijden van handen of voeten voor corruptie (vers 33) en handen voor diefstal (vers 38).

Zoals gewoonlijk met Mohammed, gaat hij te ver, omdat de bijbel nooit het afhakken van handen van dieven gebiedt (zie hieronder).

Ten vierde en ten slotte, uit het niets, lijkt het, veroordeelt Mohammed de niet-moslims tot een eeuwige pijnlijke bestraffing, zelfs als zij alle rijkdom van de wereld konden verzamelen en het aan Allah konden bieden om zichzelf uit de hel vrij te kopen of te verlossen. Het vrijlaten van krijgsgevangen voor losgeld en het ontvoeren van slachtoffers waren harde gewoonten in zevende eeuws Arabië, en Mohammed gebruikt de praktijk om de onontsnapbaarheid van niet-moslims van Allah en zijn eeuwige vlammen te illustreren – niet een rare metafoor omdat Allah Mohammed en zijn moslims verrijkte met hun krijgsgevangen in het echte leven (verzen 35-37).

Dus, lezend de letterlijke context van soera 5:38 – in feite, lezend de hele koran waar het verwijst naar het oude en het nieuwe testament en de kwelling van de hel - krijg je de indruk dat Mohammed de eerdere heilige boeken verdraait zowel vanuit onwetendheid als vanuit een agenda om zichzelf machtig te maken; hij belooft ook regelmatig de ongehoorzamen het hellevuur, om hen bang te maken zodat ze hem zullen gehoorzamen. Dus, de hele letterlijke context van soera 5:38 onthult een praktische hardheid en strengheid en persoonlijk macht die samenvalt met zijn eigen militaire macht.

Om de historische en letterlijke contexten samen te vatten, Mohammed is militair machtig, dus is hij sociaal machtig en deze tweesnijdende macht komt tevoorschijn in zijn harde en strenge praktische geboden. Heilige mensen wandelden op het Arabische schiereiland in de zevende eeuw, maar geen van hen ondersteunden hun prestige met een leger op dezelfde overtuigende manier zoals Mohammed dat deed. Dus, hij besloot hoe mensen gestraft moeten worden omdat zijn militaire dapperheid zijn harde en strenge praktijken ondersteunt.

Vroege interpretaties van soera 5:38

Hoe pasten de vroege moslims Mohammeds strenge gebod toe? Letterlijk en gruwelijk, aangezien zij zijn voorbeeld volgden.

De hadieth, zoals moslims geloven, kwam niet van Gabriël, dus bezet het een tweede, doch heilige plaats in de islam. Het onthult en interpreteert Mohammeds beleid buiten de koran. De volgende passages (representerende andere) geven aan dat de straf niet kan weg worden geredeneerd als allesbehalve dan letterlijk en fysiek. Dit is een snelle compilatie genomen van de twee betrouwbaarste verzamelaars en samenstellers van de hadieth, Boechari (810-870 na Christus) en Moeslim (817-875 na Christus):

Aïsja [favoriete vrouw van Mohammed] deed verslag van Allah’s Boodschapper zeggend: “De hand van een dief moet afgesneden worden voor een kwart van een dinar en wat erboven is.” (Boechari, volume 8, boek 81, nummer 6789; Moeslim, volume 3, boek 17, nummer 4175-79)

Een dinar, een woord genomen van de Romeinse denarius, was niet een kleine som, maar evenmin niet exorbitant. Je kon er een schild van kopen, en vele van de erg armen in Mohammeds leger konden zich er geen veroorloven.

Aboe Hoeraira deed verslag van de Profeet zeggend: “God vervloekt de dief die een ei steelt, voor welke zijn hand moet worden afgesneden, of een touw steelt voor welke hij zijn hand moet worden afgesneden!” (Boechari, volume 8, boek 81, nummer 6799; Moeslim, volume 3, boek 17, nummer 4185)

Sommige commentatoren zeggen dat een “ei” werkelijk een helm was, en het touw was een touw van het schip, dat vrij groot en kostbaar was. Echter, de vertaling hierboven wordt gewoonlijk aanvaard, en dit betekent dat de straf opgelegd kon worden voor triviale diefstallen. Maar zelfs als de duurdere voorwerpen hier in zicht zijn, zijn zij nog een menselijke hand waard?

Vervolgens moet worden herinnerd dat 5: 39 zegt dat Allah het berouw van een dief aanvaardt, en het lijkt te betekenen dat het berouw vóór de straf, de verminking blokkeert dat een hof oplegt. Echter, de vroegste moslimbronnen interpreteren het vers accurater.

Ibn Kathir, verwijzend naar twee ahadieth van Boechari en Moeslim, vat een toepassing van de straf in vroege islam samen (vol. 3, pp. 175-176). Een vrouw pleegde diefstal tijdens Mohammeds verovering van Mekka, en zij werd tot hem gebracht. Een vrome moslim bemiddelde voor haar, willend dat haar berouw vóór de straf wordt aanvaard. Maar Mohammeds gezicht keerde rood van boosheid en hij vermaande de bemiddelaar, zeggend dat zelfs als zijn eigen dochter stal, hij haar hand afgesneden zou willen hebben. Allah’s gebod moet worden uitgevoerd ongeacht wat. Dus Mohammed liet de hand van de vrouw afsnijden, en ‘Aïsja deed verslag dat haar berouw achteraf oprecht was. Verslagen door Aïsja: De profeet sneed de hand van een dame af … en zij toonde berouw, en haar berouw was oprecht. (Boechari, volume 8, boek 81, nummer 792; Moeslim, volume 3, boek 17, nummer 4187 en 4188)

We eindigen onze analyse van de vroeg mosliminterpretators met grotere steun van het beleid van het aanvaarden van berouw alleen na de straf, niet ervoor, met deze korte passage:

Aboe Abdoellah zei: “Als een dief berouw toont nadat zijn hand afgesneden was, dan zal zijn getuigenis worden aanvaard” (Boechari, volume 8, boek 81, nummer 793)

Deze sectie samenvattend, de vroege moslims hadden geen twijfel dat Mohammed van plan was dit gebod letterlijk te nemen en dat hij het werkelijk - voor hun ogen - uitvoerde. En berouw was effectiever nadat de hand van de dief afgesneden en gecauteriseerd was, niet ervoor.

Moderne interpretaties van soera 5:38

We keren nu naar moderne interpretaties. Miljoenen kopieën van de koran in verscheidene moslimvertalingen circuleren rond in de Westerse wereld, en sommige voorzien korte commentaren. We analyseren vijf van de meest populaire vertalingen die korte commentaren op soera 5:38 voorzien, die andere gezichtspunten representeren die op het wereldwijde web circuleren.

Ongelofelijk, moderne interpretators ontkennen niet dat Allah dit vers naar beneden stuurde. Het gaat hen te ver om dergelijke (gruwelijke) goddelijke beleid in twijfel te trekken, dus de meesten van hen erkennen de heldere lezing van soera 5:38 en concluderen dat de wil van Allah moet worden opgelegd. Echter, enkele interpretators rekken lichtgelovigheid op en verdraaien de rechtdoorzee taal in dit vers, proberend om het weg te redeneren.

Allereerst, Maulana Muhammad Ali behoort tot de Ahmadiyya-stroming, die door de meeste moslims als een ketterij wordt beschouwd, maar zijn vertaling en commentaar (The Holy Qur’ an, 1917, 2002) worden hier besproken omdat zijn versie van de koran zo wijdverspreid is en omdat hij een sterke inspanning pleegt om de brutaliteit van soera 5:38 te verdedigen. Hij verdedigt de sleutelclausule als: “En wat betreft de man en de vrouw verslaafd aan diefstal,” wat gewoonte, niet tot inkeer gekomen dieven betekent - waarschijnlijk kleptomanen. Als antwoord, de hadieth stelt dat één overtreding genoeg is, wat hij correct erkent in zijn commentaar. En hij slaagt er niet in af te vragen dat zelfs als verslaving aan diefstal of kleptomanie de correcte vertaling was, dit resulteert in het verliezen van een hand? Vervolgens zegt hij in zijn lange commentaar op 5:38 dat de straf metaforisch mag worden uitgevoerd. Dus, in het Arabisch kan iemand “een tong afsnijden,” wat betekent een spreker in het midden van zijn toespraak “afsnijden”, om hem tot zwijgen te brengen. Deze interpretatie, wanneer die geldt voor het afsnijden van de hand, zegt Maulana Ali, resulteert in het plaatsen van de dief in de gevangenis. Zij nemen correct “afsnijden” als letterlijk. Tenslotte, wat betreft 5:39, wijst hij erop dat berouw aanvaard kan worden vóór de straf, dus een rechter moet niet haastig zijn. Om barmhartigheid waar dan ook te vinden dichtbij een wrede passage als 5:38 is een goede inspanning van zijn kant, maar dit onthult alleen een zwijgende erkenning dat de koran streng en ongenadig is; ook ondersteunt de hadieth deze zachte interpretatie niet. Een dief wordt eerst gestraft, en alleen daarna wordt zijn berouw aanvaard door Allah.

Dus, Maulana Ali worstelt met het vers, het doet zijn grond waarop hij staat schudden. Echter, hij is ten minste rechtdoorzee genoeg om erkennen dat de letterlijke betekenis van “afsnijden” in het vers gevonden wordt. Hij houdt, echter, onterecht vast aan het feit dat deze extreme straf een goddelijk gebod uitdrukt – tenzij hij bedoelt een heidense goddelijk gebod.

Ten tweede, Yusuf Ali, in zijn vertaling (The Holy Qur’ an, 1934, 11 e uitgave, 2004) zegt dat dit vers naar beneden was gestuurd zodat later de wet erop gebouwd kon worden, waarschijnlijk bedoelend dat letterlijke verminking als archaïsch en irrelevant moet worden gezien, hoewel hij onhelder over deze zaak is. Als dit zo is, dan is dit een stap in de juiste richting. Echter, zoals we vollediger zullen uitleggen in onze analyse van Mohammad Asad, hieronder, helpt deze uitleg uiteindelijk niet, want hij impliceert dat God de bloederige straf naar beneden stuurde als de wortel die andere wetten voedt. Blijkbaar ziet hij niet dat de wortel verrot is. Yusuf Ali buigt vervolgens de heldere extremiteit van soera 5:38 af die in een wetscontext gevonden wordt door Matteüs 18:8 te citeren, dat mensen vertelt om hun handen af te hakken als die mensen aanzetten tot zonde. Zoals gewoonlijk met moslimapologeten, die te vaak geheel het punt van de bijbelpassages missen, mist Yusuf Ali ook het punt van Matteüs 18:8, dat in de volgende sectie zal worden uitgelegd.

Ten derde, Muhammad Asad in zijn vertaling en commentaar (The Message of the Qur’ an, 1980, 2003) geeft eerst de sociale en economische achtergrond van de vroege islam en dus van soera 5:38, en hij interpreteert daarna het vers. Clausules, woorden en frasen zoals de volgende zijn aan elkaar geregen, een islamitische socialistisch paradijs beschrijvend: “iedere burger is gerechtigd om in de economische bronnen van de gemeenschap te delen”; “sociale zekerheid”; “islam... vereist een gemeenschap die voorziet.. ook in lichamelijke en intellectuele noden”; “beschikbare bronnen zijn zo ongelijk verdeeld” dat groep A in rijkdom leeft, terwijl groep B in armoede leeft – dit is onrechtvaardig. Maar dan gooit Asad het over een ande re boeg om het kale minimum aan materiele goederen voor iedereen in een islamitische maatschappij te bespreken. Waarom schrijft hij een lang commentaar op zulke zaken? Hij moest een ordinaire diefstal verheffen tot “een aanval tegen het systeem als geheel, en als zodanig bestraft moet worden” (oorspronkelijke benadrukking). Dus, een dief verdient het om zijn hand afgesneden te worden. Echter, Asad waarschuwt ons dat in een maatschappij die zijn verplichtingen niet nakomt om te zorgen voor zijn burgers (dat wil zeggen geen sociale zekerheid biedt), diefstal niet bestraft moet worden met het afsnijden van een hand. Asad verwijst dan naar een tijd van hongersnood onder kalief Oemars regering, die de praktijk niet uitvoerde. Dus de toepassing van de straf draait om omstandigheden als de economie.

Asad is gedeeltelijk hierover juist; het zou inderdaad verkeerd zijn om de handen van dieven af te snijden als zij tijdens een hongersnood brood stalen, alleen om te eten. Echter, we moeten een stapje terug nemen en kijken naar het grote plaatje dat hij voor ons uitlegt. Allereerst zegt hij dat deze straf niet moet worden toegepast in minder dan ideale maatschappijen, maar dit impliceert dat het moet worden toegepast in volledig functionerende socialistische paradijzen. Dus moet het worden toegepast in Canada, Zweden of Frankrijk? Heeft Saoedi-Arabië al de status van een socialistisch Utopia bereikt? Wie besluit het? Ten tweede ontkent hij niet dat Allah het vers naar beneden stuurde; in plaats daarvan moet hij deze wreedheid rationaliseren dat een gewone en redelijke denker terecht ziet als extreem en onaanvaardbaar in een maatschappij, op ieder moment, en in iedere omstandigheid zeshonderd jaren nadat Christus kwam om ons een betere manier te tonen – zij het in armoede of in de oneindige rijkheid van het socialisme. Dus verzwakt hij alleen zijn zaak, het helpt hem niet – wat ook van toepassing is op Yusuf Ali, hierboven geanalyseerd. Het afsnijden van handen van dieven is na Christus altijd en overal verkeerd. De grondwet in soera 5:38 is verrot, ipso facto.

Ten vierde kunnen we gemakkelijk Rashad Khalifia’s commentaar in zijn vertaling ( Quran: the Final Testament, 3 rd ed., 2001) beantwoorden. Hij beweert dat de straf van het afsnijden van handen voor diefstal uitgevaardigd was door “valse moslims” en een “satanische praktijk zonder basis in de koran is.” Om dit te ondersteunen speelt hij mysterieus met de referentienummers van soera 5:38 en 12:31. Dit laatste vers, verschijnend in de context van Mohammed inaccurate hervertelling van het verhaal van Jozef de bijbelse aartsvader, kent ook het woord “snijden”, wanneer vrouwen op een banket hun handen snijden wanneer zij de schoonheid van Jozef zien. Khalifa voegt de referenties toe, ongeveer als volgt: 5:38 = 5+38 = 43; 12:31= 12+31=43. Hij concludeert dat “snijden” in 5:38 niet geheel afsnijden kan betekenen omdat in 12:31 vrouwen louter hun handen snijden, hen niet afsnijden; “niemand kan,” zegt hij. (Hij gaat verder met deze onnozelheid, maar genoeg.) Dus dit oprechte maar vreemde geloofstelling leidt hem ertoe om “snijd hun handen af” verkeerd te vertalen als “markeer hun handen.” Volgens hem, dan, houdt het markeren van de handen alleen een snee in dat een markering achterlaat.

Helaas voor Khalifa, Ockham’s (niet-letterlijke) scheermes, dat zegt dat de helderste en duidelijkste uitleg de beste is, is van toepassing op een dergelijke verzonnen redenering. De duidelijke betekenis van soera 5:38 zegt in wettige context dat handen voor diefstal moeten worden afgesneden, dus de grote meerderheid van moslimvertalingen hierboven geciteerd is juist. Dus de “satanische praktijk” heeft inderdaad “een koranische basis.” Bovendien, de profeet praktiseerde deze wreedheid, zijn eerste generatie volgelingen praktiseerden het. Zijn zij de “valse moslims” naar wie Khalifa verwees? Tenslotte, hij doet twee ware uitspraken in zijn korte commentaar op 5:38. De eerste is dat de straf “satanisch” is. Objectief gesproken, is de praktijk satanisch – het ontstond uit een heidens Arabische gewoonte per slot van rekening. Dus tot zijn krediet, is zijn intuïtie juist. De tweede is dat valse moslims deze praktijk promoten, dus zijn intuïtie over leugens gaat in de juiste richting, hoewel hij zich weerhoudt van het uitspreken van de waarheid.

Ten vijfde en tenslotte, Oraaj Ahmed Ali ( Al-Qur’ an, Princeton UP, 1984, 4 th ed. 2001) pleegt dezelfde interpretatiefout die Maulana Ali maakt. Hij zoekt de woorden “snijden” op in een Arabisch woordenboek en citeert betekenissen die niets van doen hebben met 5:38, zoals “van de weg afgesneden” of handen die “gewond” zijn (soera 12:31). Dus hij vertaalt de zin als volgt foutief: “En wat betreft de dief, zij het een man of vrouw, snijd zijn hand” wat niet zegt: “snijd hun handen af.”

Als antwoord op deze verkeerde vertaling en de irrelevante betekenissen die Ahmed Ali citeert, spreekt soera 5:38 helder en duidelijk in een wetscontext van het afsnijden van handen voor stelen; het spreekt niet over het reizen op een drukke weg om alleen afgesneden te worden, of om weggevoerd te worden door schoonheid om slechts per ongeluk je hand te snijden. Nogmaals, 5:38 wordt gevonden in een wetscontext, en de context van een passage bepaalt de betekenis van woorden. Dus, Ockham’s (niet-letterlijke) scheermes is hier ook van toepassing, en 5:38 zegt helder dat handen afgesneden moeten worden, niet alleen gesneden.

Bovendien, Ahmed Ali zou graag geloven dat soera 5:39 een dief toestaat om voor de straf berouw te tonen, en dit is een aanbevelenswaardige poging om vriendelijkheid in een excessieve passage te vinden, maar de hadieth staat het niet toe. De straf helpt de dief berouw te tonen, volgens de vroegste tradities wat betreft de bestraffingen. Klaarblijkelijk leidt, een agenda van een apologeet, geen objectieve geleerde, Ahmed Alin in zijn foute vertaling en commentaar.

Deze vijf commentatoren samenvattend: zij kunnen zichzelf niet ertoe zetten om te erkennen dat dit korangebod verkeerd en misleid is. In een bepaald opzicht is dit begrijpelijk omdat zij het a-priori geloof hebben in Mohammeds volledige betrouwbaarheid en in de koran zijn foutloosheid. Echter, moslims moeten de moed hebben dit geloofspunt uit te dagen, in het bijzonder wanneer zij het vergelijken met de werkelijkheid, dat zegt dat het verminken van een dief veel te extreem en dus verkeerd is. Mohammed absorbeerde eenvoudigweg een zevende eeuws Arabische heidense gewoonte.

Bijbels gezichtspunt

Het contrasteren van de koran met de bijbel kan de verschillen tussen de twee boeken naar voren brengen, wanneer we het bijbelse gezichtpunt in deze volgorde onderzoeken: de Thora, Jezus en Paulus.

De Thora, traditioneel toegeschreven aan Mozes, gebiedt het afsnijden van de handen van dieven niet; in plaats daarvan, gebiedt hij dat zij een vergoeding moeten betalen en de schuld moeten afwerken. Deze twee passages representeren andere:

Exodus 22:2 De dief moet alles vergoeden; bezit hij niets, dan moet men hem verkopen

Leviticus 5:24 volledig vergoeden en de eigenaar boven de hoofdsom een vijfde extra betalen…

Vergoeding is juist en rechtvaardig – we voelen het allen (zoals we ook voelen dat Mohammeds straf wreed en onrechtvaardig is). Echter, bij een eerste aanblik lijkt Exodus 22:3 zorgwekkend omdat als een dief niet de goederen heeft om te vergoeden wat hij gestolen heeft, hij verkocht moet worden. Maar in oorsprong is het vers niet zo zorgwekkend als het lijkt vanwege twee redenen vanaf het moment we deze wet in zijn historische en letterlijke context begrijpen. Allereerst, Exodus 21:2 – deel van de letterlijke context – zegt dat een verkochte Hebreeër slechts zes jaar moet werken, en in het zevende jaar is hij vrij om te gaan zonder voor zijn vrijheid te betalen. Dus de dief moet een contractarbeider worden en zijn schuld afwerken, maar alleen gedurende een voorschreven tijd. Ten tweede, de wet in Exodus 22:3 moet in zijn historische context genomen worden. De wet van Hammurabi, genoemd naar de keizer van Babylon (regeerde 1792-1750 voor Christus), gebood dat een dief die niet in staat is om de vergoeding te betalen, gedood moet worden. Hammurabi’s Laws ( vertaald door MEJ Richardson, Sheffield Academic P, 2000) zegt:

Als een man een os of een schaap heeft gestolen…zal hij tien keer zijn waarde moeten terugbetalen als het behoort aan een arbeider. Als die dief niet genoeg heeft om te betalen, moet hij worden gedood. (p. 45)

Een dief “moet worden gedood” als hij niet de middelen heeft om de waarde van het gestolen goed te vergoeden. Daarentegen, wanneer de wet van Mozes zegt dat een dief zijn schuld moet afwerken en niet ter dood gebracht moet worden als hij niet in staat is om vergoeding te betalen, is deze wet veel genereuzer dan de wet van Hammurabi en verbetert hij hem. Het afwerken van de schuld is beter dan het wegkwijnen in de gevangenis of het afhakken van de dief zijn hand zodat hij niet kan werken.

Om een ander voorbeeld te citeren, de wet van Hammurabi gebiedt dat van een barbier zijn hand afgesneden moet worden als hij het merkteken van een slaaf afscheert.

Als een barbier het merkteken heeft weggeschoren van een slaaf die niet van hem is zonder dat de eigenaar het weet, zullen zij de hand van die barbier afsnijden. (p. 107)

Vanzelfsprekend, zonder dit teken op de slaaf zou niemand weten dat hij een slaaf was, dus klassenhiërarchie zou verwarrend zijn, ofwel hij kon mogelijk ontsnappen ofwel hij kon gestolen worden door een andere slaveneigenaar; de laatste twee mogelijkheden betekenen een grote financieel verlies voor de oorspronkelijke eigenaar, en indirect een soort diefstal. Maar ongeacht het geldbedrag of de reden achter deze wet, de Mozaïtische wet verwerpt deze barbaarsheid die circuleerde in het grote Middenoosten in het tweede millennium vóór Christus. De Thora gebiedt niet dat een hand afgesneden wordt om triviale redenen, zelfs bij het verlies van een dure slaaf, geïnitieerd door een barbier.

In contrast verwierp Mohammed niet deze barbaarsheid die rond circuleerde op het heidense Arabische schiereiland in de zevende eeuw. Hij sloot de straf in zijn koran in omdat hij foutief geloofde dat de ware God hem vertelde om de heidense gewoonte vast te houden. Echter, objectief gesproken is het veel beter dat een dief in oudtestamentische cultuur of in enige cultuur zijn handen behoudt en zijn schuld afwerkt; hij moet niet zijn hand afgesneden krijgen zodat hij niet kan werken om de vergoeding te bewerkstelligen – en hij moet zeker niet worden gedood. De wet van Mozes is veel realistischer dan de wet van Mohammed, om nog niet eens de wet van Hammurabi te noemen.

Daarom is voor christenen één van de moeilijkheden met Mohammed en zijn oude-nieuwe wet – de koran –dat zij zeshonderd jaar na Christus verschenen, die een nieuwe weg van redding inleidde dat het oude testament veel helderder en beslissend verbetert dan Mohammed en de koran veronderstellen te doen. In het licht van het historische feit dat Mohammed laat op het wereldtoneel arriveert en dat hij de wet van Mozes en een heidense gewoonte recyclet, verbetert of vervolmaakt hij en zijn koran op geen enkele wijze Jezus en het nieuwe testament – dat is een empirisch feit. Opnieuw, de ware God zegt niets over het afsnijden van handen van dieven. Hiervoor en vele andere redenen, is het nieuwe testament het finale, definitieve verbond en testament voor de hele mensheid.

Dit brengt ons bij Jezus en Paulus en het nieuwe verbod, die het debat tussen de Thora, de koran en de wet van Hammurabi overbodig maakt. Christenen leven onder de wet van liefde en de wet van de Geest.

Jezus gebood deze bloederige straf voor dieven niet. Omdat de Thora het zelfs niet voorschrijft, waarom zou Jezus dan wreder dan hem zijn, die heilig voor hem was en die vergoeding gebood.

Herinnerd moet worden dat Yusuf Ali (de tweede commentator, hierboven) Matteüs 18:8 citeert, dat zegt dat als handen van mensen hen tot zonde aanzetten, de mensen ze moeten afsnijden. Hij probeert de harde straf in de koran - gevonden in een wettige context – af te buigen door te laten zien dat Jezus deze praktijk bekrachtigt. Waarom zouden christenen daarom moeten klagen? Yusuf Ali is geheel verkeerd.

Jezus zei dat als je rechteroog of hand je tot zonde verleidt, je het uit moet rukken of hem af moet snijden en weg moet werpen (Matteüs 18:8; vergelijk 5:30 en Markus 9:42-47), maar Jezus realiseerde zich dat noch de hand noch het oog werkelijk en letterlijk je tot zonde verleidt. “Wat daarentegen de mond uitgaat komt uit het hart, en die dingen maken een mens onrein.” (Matteüs 15:18). Dus Jezus wist dat “het hart” je tot zonde verleidt, maar bedoelde hij het fysieke hart? Moet je die ook uitsnijden? Hij verheldert later voor zijn discipelen wat hij bedoelde: “Want uit het hart komen boze gedachten” en hij noemt vervolgens enkele zonden zoals overspel en diefstal (Matteüs 15:19). Daarom, in Matteüs 15 neemt Jezus de gewone betekenis van “het hart” als het diepste deel van de mens, niet het fysieke hart. Overeenkomstig, in Matteüs 18:8, zegt hij alleen dat je zonde zo drastisch moet behandelen dat je het – de zonde – uit je leven moet snijden ongeacht hoe diep je het koestert, of ongeacht hoe diep het zijn klauwen in je ziel heeft geslagen. Om moderne voorbeelden te gebruiken, een alcoholist moet alle toegang tot alcohol afsnijden, en een seksverslaafde moet alle blootstelling aan de seksindustrie afsnijden. Dit is wat Jezus bedoelt met het afsnijden en het uitrukken – drastisch en beslissend afrekenen met zonde.

Ten slotte, Paulus de apostel geeft een goed advies. Ondanks dat moslims alleen de vier Evangeliën erkennen, beschouwen christenen het gehele nieuwe testament als geïnspireerd. In de laatste helft van de Brief aan de Efeziërs geeft Paulus de lijn aan van ethisch gedrag voor zijn medechristenen. Paulus beveelt een remedie voor dieven aan:

4:28 Laat wie steelt niet meer stelen, maar eerlijk de kost verdienen door zelf hard te werken om iets weg te kunnen geven aan wie het nodig heeft.

Het werkwoord in “laat wie steelt” geeft aan dat de dief als gewoonte stal. Blijkbaar gelooft Paulus dat een dergelijke dief zich kan verandering kan ondergaan als hij met zijn eigen handen werkt, dus dat hij zijn opbrengst kan delen met de behoeftigen. De ironie is groot: zijn handen moeten aan het werk, niet afgesneden worden. Het nieuwe testament verschuift niet in een oogwenk van strengheid naar genade. Dus, in dit geval (en in vele andere) overtreft Paulus Mohammed.

Samenvattend, de Thora verbeterde de wet van Hammurabi. De wet van Mozes bekrachtigde nooit de brutaliteit van het afhakken van de handen van dieven. Aan de andere kant, Mohammed verbeterde niet de zevende eeuwse Arabische gewoonte, maar voegde het in zijn koran. Belangrijker dan dit allemaal, Jezus en de nieuwtestamentische auteurs wilden nooit dat deze slachting in een strafwet zou komen of als “voorbeeld”straf voor de maatschappij zou dienen om externe gerechtigheid af te dwingen. Zij wilden mensen bekeren door alleen te preken, niet om hen te executeren of zijn kerk en de maatschappij te verminken.

Toepassingen voor ons vandaag

De harde feiten gepresenteerd in dit artikel zijn relevant voor ons vandaag.

Ten eerste, sjaria, dat is islamitische wet geworteld in de koran en de hadieth, is geen zegen voor een maatschappij. Het bevat te veel harde regels en straffen. Eén van de meest tragische en onderbelichtte gebeurtenissen in het Westen in recente jaren is het bestaan van een sjariahof in Canada. Moslims dringen ook aan op een sjaria scheidingshof in Australië. Het hebben van een hof van arbitrage als het gebaseerd is op westerse wetten en wetstheorie is legitiem, maar sjaria voldoet niet aan deze standaard. Dus Canada moet gelijk ieder sjariahof sluiten, en Australië moet er nooit een toestaan. Sjaria degradeert uiteindelijk de maatschappij en vermindert vrijheid, in tegenstelling tot wat deze vergoelijkte en eufemistische analyse zegt op deze [Engelstalige] site. Lezers moeten naar deze laatste link gaan om voor zichzelf te lezen hoe een moslimapologeet de betekenis van duidelijke en harde woorden verdraait of verzacht (dat wil zeggen verminking “heeft enkele negatieve connotaties, en ik zou het alternatieve ‘amputatie’ prefereren), en hoe zij feiten negeren of weglaten. Slachting door enig ander woord ruikt nog steeds slecht. Welke woorden zij kiezen, de harde werkelijkheid is dezelfde. Dus, sjaria is geen zegen voor een maatschappij.

Ten tweede, traditionele moslims geloven dat Allah de koran via Gabriël naar beneden zond. Zouden zij de letter van Gabriëls gebod verbreken als zij de letterlijke betekenis van het afsnijden van handen in soera 5:38 zouden negeren? De vijf moslimcommentators bekritiseerd in dit artikel lijken te zigzaggen tussen intuïtie dat afsnijden van handen excessief is en een diep geloof dat de koran geheel feilloos en universeel relevant is. Het lijkt dat de cognitieve dissonantie of mentale schok voor hen te groot is om te hervormen, als zij de duidelijke betekenis van soera 5:38 moeten ontkennen en dat Allah het naar beneden zond.

Ten derde, de gewelddadig radicalen die nu rond de wereld gaan zouden graag hun strenge koranwet opleggen op niet-moslim natie’s, als de radicalen hen ooit door dwang of geleidelijke middelen konden veroveren. Als de terroristen niet aarzelen om hoofden af te snijden, waarom zouden zij geen handen afsnijden om de maatschappij puur en heilig voor Allah te maken, die deze regel in de eerste plaats gaf? De oorlog tegen terreur moet voortduren, om de westerse maatschappijen en een verzameling niet-westerse landen worstelend met de islam te beschermen.

Ten vierde, wij van buiten de islam zijn gerechtigd te vragen of de koranstraffen beter zijn dan Paulus’ aanbeveling dat dieven met hun handen moeten werken of beter dan Jezus’ ongewilligheid om verminking op te leggen. Leidt de koran de maatschappij beter dan dat het nieuwe testament dat doet? Zou de ware God Gabriël naar Mohammed sturen met een dergelijke boodschap als die gevonden wordt in heidens Arabië zeshonderd jaar na Jezus? Moet deze boodschap het nieuwe testament vervangen?

Gegeven het harde bewijs realiseren bijbelonderrichte christenen zich dat de ware God niet een dergelijk gewelddadig vers naar beneden zou sturen in het nieuwe tijdperk van redding dat Jezus inluidde. Zij realiseerden zich dat de koran empirisch en feitelijk slechter is dan het nieuwe testament.

Jezus Christus kwam met goed nieuws en de liefde van God. Mohammed kwam met harde regels en verminking. Het christendom helpt de maatschappij vooruit. Door het absorberen van een zevende eeuws Arabische heidense gewoonte van slachting, trekt islam de maatschappij achterwaarts.

Voor de implicaties van deze wreedheid, zie dit vergezellend artikel.


Excurs

Af en toe proberen moslims de koranstraf van het afsnijden van handen van dieven te verdedigen of te rechtvaardigen door te verwijzen naar Deuteronomium 25:11-12 dat stelt dat als een vrouw haar man en een andere man ziet vechten en zij grijpt de andere man zijn geslachtsdelen om haar man te verdedigen, dan haar handen afgesneden moeten worden. Dit bezwaar leidt van het onderwerp van dit artikel af, maar het verdient een kort antwoord hier. Er zijn drie antwoorden op dit bezwaar, gebaseerd op de historische en letterlijke contexten van de twee verzen in de wet van Mozes.

Ten eerste beschouwen we de historische context. In het tweede millennium voor Christus, in Middenoosten culturen in het algemeen en Hebreeuwse cultuur specifiek, is een man die zijn voortplantingsmogelijkheid heeft verloren bijna dood, want zijn naam sterft uit wanneer hij werkelijk sterft. Dus we zijn al ver voorbij de straf in de koran voor diefstal van fysieke zaken.

Ten tweede brengt dit ons tot de letterlijke context van Deuteronomium 25:11-12. Verzen 5-10 bespreken de huwelijksregels voor een man die kinderloos sterft. Zijn broer moet zijn vrouw trouwen, zodat de ontvallen naam van de man blijft voortbestaan. (Dit wordt genoemd een levitatiehuwelijk, van het Latijnse woord levir dat “zwager” betekent.) Dus de letterlijke context van de verzen 11-12 verheldert de twee doelverzen. De vrouw berooft een man van zijn toekomstige kinderen of nageslacht en pleegt als het ware moord. Opnieuw zijn we ver voorbij de straf in de koran voor de diefstal van fysieke goederen.

Ten derde, de Mishna, een vroege bron van rabbijnse besprekingen van de Thora herkent dit verband tussen een vrouw die permanent de voortplantingsmogelijkheid van een man heeft verwond en de straf. Echter, de Mishnapassage voegt eraan toe dat de straf nooit werd toegepast, maar in plaats daarvan werd van de vrouw een geldbedrag gevorderd. Maar zelfs als de straf werd toegepast, is het erg verschillend met Mohammeds wrede wet. Hij gebiedt het afhakken van de handen van een vrouwelijke of mannelijke dief voor het stelen van een “ei” of een touw – zelfs als er sprake is van duurdere goederen (een ei is werkelijk een helm en een touw is een scheepstouw), dan is Mohammeds regel nogal buiten proportie ten opzichte van de misdaad. Een vrouw die een man berooft van zijn naam die voortleeft in zijn kinderen in oud Israël, pleegt een veel grotere misdaad dan een vrouw die een ei of een helm steelt in zevende eeuws Arabië, nadat Christus was gekomen.

Nogmaals, anders dan Mohammeds wet, is de wet van Mozes voor dieven eerlijk en proportioneel, want het gebiedt dat de dief zijn schuld met beide handen intact moet afwerken.

Jezus redt. Mohammed verminkt.